Protestborden langs de weg, discussieavonden over locaties van zon- en windprojecten, artikelen in de plaatselijke bladen – de energietransitie leeft nu echt in De Bilt. Maar het is nog zoeken naar de weg. En dat heeft haast, want de klimaatverandering wacht niet op ons. BENG! probeert bij te dragen waar dat kan. Door onderzoek, informatie en gesprekken met alle partijen. Onze visie: het moet sneller, met zeggenschap van bewoners en ten gunste van de lokale gemeenschap. In dit artikel leggen we onze visie voor.
Heeft De Bilt zonnevelden en windmolens nodig? Ja!
Onze overtuiging is: ja, die zijn nodig in onze gemeente. Kan het niet anders? Wij denken van niet, om de volgende redenen.
• Afwentelen op locaties elders, zoals andere gemeenten of de Noordzee, is nauwelijks mogelijk. Wij zullen zelf in onze energie moeten voorzien en onze bijdrage leveren om de doelen te halen uit het klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategie (RES) voor onze regio.
• De keuzes afwentelen op ‘Den Haag’ is ook niet mogelijk en vooral onwenselijk. Zelf de locaties voor opwekprojecten kunnen kiezen is immers veel beter dan die door de landelijke overheid voorgeschreven krijgen.
• Afwentelen op later is ook absoluut onwenselijk. De klimaatverandering verdraagt geen uitstel van actie, we zien de groeiende gevolgen van de opwarming bijna dagelijks in het nieuws.
• Ook een keus voor ‘eerst daken, dan pas land’ is een vorm van uitstel. Want de opbrengst van alleen daken komt niet eens in de buurt van de beoogde doelstelling. Opwekprojecten op land zijn daarvoor noodzakelijk, en hoe sneller hoe beter.
Dat neemt niet weg dat ook op ‘zon op dak’ moet worden ingezet. Daarvoor lopen al vele initiatieven bij BENG!, WEI en anderszins. Het meekrijgen van dakeigenaren om hun (bedrijfs-)daken in te zetten voor opwek, is overigens een grote uitdaging. Het is makkelijker gezegd dan gedaan en neemt veel tijd, zo weet BENG! op basis van de inspanningen in de afgelopen jaren. Ook om die reden is de stelregel ‘eerst daken, dan pas land’ praktisch gezien onuitvoerbaar.
Is lokaal eigendom bij de zon- en windprojecten nodig?
Ook in De Bilt zijn dus grootschalige wind- en zonneprojecten nodig om duurzaam energie op te wekken. Een term die daarbij veel valt is: lokaal eigendom. Is dat ook bij Biltse projecten aan de orde? Ja, BENG! is er vanaf haar oprichting van overtuigd dat lokale zeggenschap en (mede-)eigenaarschap bij energieprojecten het uitgangspunt moet zijn. Ook in het klimaatakkoord wordt gesproken van minimaal 50% lokaal eigendom.
Niemand wil zonnevelden of windturbines in de achtertuin, maar ze komen er zeker in onze gemeente. Maar dan wel door bewoners-omwonenden vanaf het begin van een project nauw te betrekken. Alleen zo kan er draagvlak ontstaan om samen in de eigen duurzame energie te gaan voorzien. En daar ruimte en middelen voor vrij te maken. Bewoners zijn betrokken bij de keuze van locaties, kunnen investeren in een project en zo mede-eigenaar worden. De bewoners en de gemeenschap – via bijvoorbeeld de storting in een omgevingsfonds – profiteren van de opbrengst. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen meedoen. Zo worden de lasten gecompenseerd en voelen de projecten als ‘onze panelen’ of ‘onze wieken’.
Vormen van lokaal eigendom
Wat verstaan we dan onder lokaal eigendom? Lokaal (mede-) eigenaarschap heeft verschillende vormen en aspecten, zoals:
a. Mentaal: het gevoel dat ‘die panelen en wieken voor ons werken’
b. Zeggenschap: (mee)bepalen welke andere partij mede-eigenaar kan zijn van het project als er vrije keus is voor een projectontwikkelaar of als er sprake zou zijn van verkoop
c. Ontwerp: locatie, vormgeving, invulling van randvoorwaarden (bijvoorbeeld voor hinder), realisatie van nevendoelen (bijvoorbeeld waterberging, natuurwaarden, recreatie en educatie)
d. Businesscase: (mee)bepalen opbrengsten verdeeld zullen worden en welke ontwikkelfee berekend wordt bij financial close (dé waardensprong in een project)
e. Financieel: beleggers uit eigen gemeenschap (en pas later mensen verder weg). Te behalen rendement. Een deel van het geheel komt in eigendom van mensen met een smalle beurs. Financiële tegemoetkomingen als omwonendenregeling en sociale grondvergoedingen
f. Leefbaarheid: per project worden afdrachten gedaan aan een of meer omgevingsfonds(en)
g. Energie: bevorderen dat lokaal produceerde stroom ook zoveel mogelijk lokaal wordt afgenomen via een eigen bedrijf of coöperatie.
Wie organiseert zeggenschap en lokaal eigendom?
De basis voor lokale zeggenschap en minimaal 50% lokaal eigendom ligt bij de lokale politiek. De gemeente betrekt haar eigen inwoners proactief bij het hele proces van ontwikkeling van opwekprojecten. Daarvoor is nodig dat:
a. de lokale politiek ja zegt tegen de transitie naar duurzame energie. En concrete kwantitatieve doelen stelt voor besparing en opwek op grond van de Regionale Energie Strategie.
b. gemeente De Bilt het vertrekpunt voor projecten ziet in de kern of de wijk. Om op die manier lokale betrokkenheid, draagvlak, zeggenschap en financieel en ‘mentaal’ mede-eigenaarschap te ontwikkelen.
c. de benodigde processen zijn gericht op lokaal zeggenschap, draagvlak en lokaal eigendom. Zodat wijk- en kerngerichte groepen weten binnen welke voorwaarden ze het eigen project kunnen mee-ontwerpen.
Projectontwikkeling: fases en rollen
Met draagvlak, lokale zeggenschap en lokaal mede-eigendom als vertrekpunt, nemen de processen en procedures meer tijd. Het vraagt ook langdurig commitment van de gemeenschappen (en hun professionals en adviseurs). Per zonneveld is zo’n drie jaar nodig, voor windturbines gaat het om vijf tot zeven jaar. Daar zijn middelen voor nodig en ook het vertrouwen dat de politiek zich houdt aan de afspraken.
Fases
De inzet verschilt per fase van de projectontwikkeling. Grofweg ziet dat er zo uit:
a. Initiatief: locaties en grondovereenkomsten. Gemeenschap en direct omwonenden betrekken. Zo mogelijk of zo nodig keuze voor een projectontwikkelaar die zelf wil exploiteren (niet slechts cashen bij financial close).
b. Ontwikkeling: ontwerp, vergunningen, subsidies, financiële structuur. Professionele partij opereert mede in opdracht van/namens gemeenschap. Afspraak aan wie het project, indien dat nodig zou zijn, verkocht mag worden.
c. Bouw en exploitatie: lokaal >50% eigendom. Financiering, realisatie, beheer; eigendom vertaalt zich in afdrachten aan participanten, gemeenschap en de afname van de opgewekte ‘eigen’ energie.
Rollen
Belangrijk is de vraag wie namens de gemeenschap van de wijk of kern de nodige rollen kan vervullen. In De Bilt kan – naast andere mogelijkheden – BENG! die rol nemen. De lokale energiecoöperatie is daarvoor opgericht en kan zorgen voor professionaliteit, ondersteuning van bewonersgroepen, begeleiding van het proces en de benodigde financiële middelen. Daarnaast zorgt BENG! voor expertise, netwerken en middelen en bevordert zo de kans van slagen van projecten. De provinciale koepelcoöperatie Energie van Utrecht (van de gezamenlijke Utrechtse energiecoöperaties, waaronder BENG!) kan daarbij naar vermogen professionele en financiële ondersteuning bieden.
Wil je hier verder over doopraten? Neem contact op met BENG! bestuurslid Bouwe Taverne, 06-3674512, bouwetaverne@gmail.com of info@bengdebilt.nl.